Free Joomla Templates by iPage Hosting

 

 

Jan Remco Theodoor Campert (Spijkernisse, 15 augustus 1902 - Neuengamme, Duistland, 12 januari 1943) was een Nederlands journalist, dichter, schrijver en verzetsman 

HET LIED DER ACHTTIEN DODEN

Het gedicht HET LIED DER ACHTTIEN DOODEN is in 1941 geschreven door Jan Campert ter nagedachtenis van 18 verzetsmensen, en wordt twee jaar later illegaal uitgegeven.
Het gedicht gaat over achttien verzetsstrijders die kort na de februaristaking in hun cel op hun executie wachten en door de Duitse bezetters werden geëxecuteerd..
-
Muzikale uitvoering van het lied door het "Vlaardings Mannenkoor Orpheus" met declamatie door Cock Hollaar
-
-

5 maart 1941  

Een cel is maar twee meter lang 
En nauw twee meter breed, 
Wel kleiner nog is het stuk grond 
Dat ik nu nog niet weet, 
Maar waar ik naamloos rusten zal, 
Mijn makkers bovendien, 
Wij waren achttien in getal, 
Geen zal den avond zien.

O lieflijkheid van lucht en land 
Van Hollands vrije kust 
Eens door den vijand overmand 
Vond ik geen uur meer rust. 
Wat kan een man, oprecht en trouw, 
Nog doen in zulk een tijd? 
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw 
En strijdt den ijd'len strijd. 
Ik wist de taak, die ik begon, 
Een taak van moeiten zwaar, 
Maar 't hart, dat het niet laten kon, 
Schuwt nimmer het gevaar.

Het weet hoe eenmaal in dit land 
De vrijheid werd geëerd 
Voordat die vloekb're schennershand 
Het anders heeft begeerd, 
Voordat die eden breekt en bralt 
Het misselijk stuk bestond, 
En Hollands landen binnenvalt

En brandschat zijnen grond; 
Voordat die aanspraak maakt op eer 
En zulk Germaans gerief, 
Ons volk dwong onder zijn beheer 
En plunderde als een dief. 
De Rattenvanger van Berlijn 
Pijpt nu zijn melodie; 
Zo waar als ik straks dood zal zijn, 
De liefste niet meer zie, 
En niet meer breken zal het brood 
Noch slapen mag met haar,
Verwerpt al wat hij biedt of bood
Die sluwe vogelaar!

Gedenkt, die deze woorden leest 
Mijn makkers in den nood, 
En die hen nastaan 't allermeest, 
In hunnen rampspoed groot, 
Gelijk ook wij hebben gedacht 
Aan eigen land en volk 
Er komt een dag na elke nacht, 
Voorbij trekt ied're wolk. 
Ik zie hoe 't eerste morgenlicht 
Door 't hoge venster draalt 
Mijn God, maak mij het sterven licht, 
En zo ik heb gefaald, 
Gelijk een elk wel falen kan, 
Schenk mij dan Uw gena, 
Opdat ik heenga als een man, 
Als 'k voor de lopen sta…

-
-